BAR IN MADE UITGEBRAND
MADE – De technische recherche van de Rijkspolitie stelt een onderzoek in naar de oorzaak van een uitslaande brand die zaterdagnacht een schade van een kwart miljoen aanrichtte in de Olympia-bar aan de Nieuwstraat te Made. Omdat de bar al zes weken leegstaat en omdat er zich in het woonhuis achter de bar geen mensen bevonden deden zich geen persoonlijke ongelukken voor. De bar en de erboven gelegen zolder branden uit, het woonhuis liep aanzienlijke waterschade op.
De brand brak rond het middernachtelijk uur uit. Onder leiding van ondercommandant O. Moens was de Madese vrijwillige brandweer spoedig met ongeveer twintig spuitgasten ter plaatse. Er weden zes stralen ingezet om het vuur, dat volgens de heer Moens op zolder begonnen moet zijn, te blussen. Op een gegeven moment brak het vuur door de zolderring heen en zette vervolgens het interieur van de bar in lichterlaaie.
Omdat de brand woedde rond het sluitingsuur van de horeca-etablissementen in Made en omdat de Olympia-bar gelegen is aan de doorgaande route door Made trok de brand een grote publieke belangstelling. Dat publiek werd overigens op een afstand gehouden door een enorme rookontwikkeling. De rook was volgens de heer Moens een gevolg van de weersomstandigheden en het rijkelijke gebruik van bluswater. De naast de Olympia-bar gelegen panden konden behouden worden. Rond halfdrie konden de Madese spuitgasten het bed opzoeken.
Naar verluidt zou de bar enige tijd geleden in andere handen zijn overgegaan. Moeilijkheden met de vergunningen van een nieuwe exploitant zouden er de oorzaak van zijn dat het etablissement niet geopend was.
ZES MAANDEN VOOR IN BRAND STEKEN EIGEN CAFÉ
BREDA – Persoonlijke moeilijkheden en zakelijke tegenslag brachten T.H. uit Made ertoe zijn zaak, de Olympiabar aan de Nieuwstraat in Made, te laten afbranden. Dat gebeurde in juli en gistermorgen moest hij zich wegens brandstichting voor de Bredase rechtbank verantwoorden.
De officier van justitie zag in het gepleegde, het leggen van een slagkoord van een verwarmingsketel naar een ruimte boven de bar, een misdrijf. Door de handelswijze van verdachte was er een uitslaande brand ontstaan, die de brandweer ertoe aanzette naastliggende gebouwen nat te houden. Er bestond – aldus de officier – gevaar voor de omgeving. En voor dit misdrijf eiste de officier negen maanden met aftrek.
Raadsman van verdachte was niet overtuigd van de kwalificatie ,,gevaar voor de omgeving”. Volgens hem had de brand zich binnen afgespeeld en op het laatst een beetje boven het dak uit. Met andere woorden: niemand in de omgeving zou er last van hebben gehad dat de bar in brand stond. Zou hij de gevaarzetting kunnen wegnemen dan wachtte verdachte wellicht een lichtere straf, maar de getuige a decharge – brandweercommandant Moens – kon de rechtbank, zo bleek uit opmerkingen van de president, op dit punt niet overtuigen. Enkele uren later al deed de rechtbank op verzoek van de raadsman uitspraak: zes maanden met aftrek.